27 Sep 2024
blog

Aandelentransactie tussen 'twee professionele' partijen: uitlegmaatstaf?

Blog

De rechtbank Amsterdam heeft zich bij vonnis van 24 juli 2024 uitgelaten over de uitleg van een uitonderhandelde vaststellingsovereenkomst tussen twee professionele partijen. In de vaststellingsovereenkomst is voorzien in een aandelenoverdracht met winstaandeel over boekjaar 2022. De schoen wringt bij de uitleg van het winstaandeel. In tegenstelling tot de verkrijger stelt de overdrager dat ‘brutowinst’ moet worden uitgelegd als ‘nettowinst’, hetgeen hem een aanzienlijk financieel voordeel oplevert. De rechter beslist dat niet de zuiver taalkundige uitleg prevaleert, maar de buiten het contract gelegen bedoeling van partijen. Vormt dit een breuk met bestaande uitleg-jurisprudentie? Mijns inziens niet: het recht lijkt gevonden in de hoogst casuïstische omstandigheden van het geval.

Casus

Op 11 februari 2021 richten de vennootschappen X, CFG en MEER de vennootschap SCC op ter facilitering van pleziervaart op de grachten van Amsterdam. Vennootschap X, CFG en MEER hielden ieder tien van de dertig aandelen in SCC. Bovendien deed ieder van hen een kapitaalstorting.

 

Nadat vennootschap X eerder de aandelen van vennootschap MEER in vennootschap SCC overnam, nam X later ook bij vaststellingsovereenkomst de aandelen van CFG in SCC over.

 

Partijen hebben onderhandeld over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en zijn bijgestaan door een advocaat. Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst is een winstaandeel ten behoeve van CFG. Louter tekstueel blijkt daaruit dat CFG over boekjaar 2022 voor 20 procent meedeelt in de brutowinst van SCC. De brutowinst van SCC is in dat jaar € 356.467, waardoor CFG recht zou hebben op een bedrag van € 71.293,40. Veel meer dan het winstaandeel waarop zij recht zou hebben als brutowinst als nettowinst zou worden gelezen. Na een betaling door SCC aan CFG van € 12.000 resteert er nog een vordering van CFG op SCC van € 59.293,40 en de beoordeling van die vordering wordt voorgelegd aan de rechtbank.

 

Beoordeling rechtbank

De rechtbank herhaalt allereerst de Haviltex-maatstaf. Hoewel de rechtbank meent dat bij professionele partijen, die zijn bijgestaan door een advocaat, de taalkundige betekenis van het contract doorgaans leidend is, blijven de wederzijdse bedoelingen en verwachtingen uiteindelijk de norm. Omstandigheden als de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen kunnen derhalve ook bij commerciële contracten meebrengen dat een andere dan de taalkundige uitleg prevaleert.

 

In casu beslist de rechtbank dat de zuiver taalkundige betekenis van het winstaandeel, meer specifiek het woord ‘brutowinst’, niet prevaleert boven de overige omstandigheden van het geval:

  • Over het woord brutowinst is niet onderhandeld.
  • Bij de koopprijsonderhandelingen werd een doorrekening van de EBITDA over de toekomstige vijf jaar als uitgangspunt genomen ter bepaling van de koopprijs (€ 88.500), waardoor de winstafspraak vermoedelijk ten doel had CFG te laten meedelen in de mede door haar gerealiseerde nettowinst over het jaar 2022.
  • De advocaat die de vaststellingsovereenkomst heeft opgesteld en die daarbij naar eigen zeggen handelde als tussenpersoon in het belang van beide partijen heeft achteraf geschreven dat ‘bruto’ niet is bedoeld en niet is vol te houden in het licht van de gegarandeerde minimumwinstuitkering van € 12.000 én in geen verhouding staat tot de andere betalingen van € 88.500 (koopprijs) en € 38.000 (terugbetaling kapitaalstorting).
  • Normaliter staan aandeelhouders achteraan in de rij, eerst worden alle debiteuren voldaan en als daarna voldoende vermogen resteert komen de aandeelhouders aan de beurt. De opgestelde cijfers maken dat CFG hoogstens 20 procent winstaandeel over € 25.206 nettowinst had kunnen krijgen, zijnde een bedrag van € 5.041,20 (minder dan de gegarandeerde minimumwinstuitkering dus).
  • In tegenstelling tot CFG, althans haar aandeelhouder, was Y (oprichter X) niet deskundig op bedrijfseconomisch gebied en ook niet op juridisch gebied.

 

Y mocht er in het licht van deze omstandigheden gerechtvaardigd op vertrouwen dat wilsovereenstemming bestond over een winstaandeel in het netto bedrijfsresultaat over het boekjaar 2022. Afrekenen over de brutowinst zou de afspraken zodanig onevenwichtig maken, dat partijen dat redelijkerwijs niet kunnen hebben bedoeld, aldus de rechtbank. SCC is dus uitsluitend het reeds door haar betaalde bedrag van € 12.000 verschuldigd aan CFG (gegarandeerde minimumuitkering). De vordering van CFG wordt afgewezen.

 

Conclusie

In deze zaak prevaleren omstandigheden buiten het contract boven de taalkundige betekenis van het contract, althans het winstaandeelbeding, meer specifiek het begrip ‘brutowinst’, bij de uitleg daarvan. Het feit dat het om twee professionele partijen gaat, bijgestaan door een advocaat, die een uitonderhandelde vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang voor de gekozen uitlegwijze. Teruggeplaatst in de feitelijke context van deze zaak is de keuze voor deze uitlegmaatstaf gevoelsmatig alleszins begrijpelijk en verenigbaar met geldende jurisprudentie. De omstandigheden van het geval kunnen immers steeds meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht (zie bijv. HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx); HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260 (Afvalzorg c.s./Slotereind)). Zonder te pretenderen dat mijn conclusie juist is, komt het op mij wel over alsof de rechtbank vooral de hand boven het hoofd houdt van de economisch en juridisch niet onderlegde Y. Contractvrijheid is een groot goed. Het betreft een uitonderhandelde transactie tussen twee professionele partijen, waarbij het mijns inziens toch wel erg onzorgvuldig is dat het toch wel erg belangrijke begrip ‘brutowinst’ in een toch wel erg belangrijke winstaandeelclausule, gemist werd door Y alvorens hij zijn handtekening onder het contract plaatste. Dit roept de vraag op waar de grens ligt tussen bescherming tegen slordigheid en het ondernemingsrisico.

Keywords

Commerciƫle contracten
Haviltex
Ondernemingsrecht
Verbintenissenrecht
Vermogensrecht
Wilsvertrouwensleer

Auteur(s)

Ruben Bunt

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten

LinkedIn