Artikel 4 lid 1 WAM: het gat in de weg naar dekking voor de schade van de bestuurder

Onlangs procedeerden een benadeelde en een WAM-verzekeraar van de rechtbank tot aan de Hoge Raad over de definitie van ‘bestuurder’ onder de WAM. De uiteindelijke bestemming, helderheid over dit begrip, is nog niet bereikt, want de Hoge Raad stelde in deze zaak op 5 juli 2024 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘HvJEU’). Welke casus heeft de gemoederen in de letselschadepraktijk zo laten oplopen?

Het gaat om een eenzijdig auto-ongeval, waarbij een personenbusje (hierna: ‘auto’) met vier personen erin met een snelheid van 70 km/uur op de openbare weg reed. Tijdens het rijden trok een van de inzittenden plots aan de handrem waardoor de achterwielen van de auto blokkeerden en de auto in een ongecontroleerde dwarsslip raakte, waarna de auto tegen een betonnen pilaar aan botste. Degene achter het stuur liep zeer ernstig letsel op, degene op de bijrijdersstoel overleed en de andere twee inzittenden op de achterbank liepen lichte verwondingen op.

De drie inzittenden spraken de WAM-verzekeraar succesvol aan voor schadevergoeding, maar degene achter het stuur ving bot. De reden: de WAM-verzekeraar maakte in de polisvoorwaarden gebruik van de mogelijkheid die de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (‘WAM’) biedt om de schade van de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt uit te sluiten (artikel 4 lid 1 WAM, zoals we hierna verder zullen toelichten). In deze zaak ontstond door de omstandigheden discussie over de vraag wie precies de bestuurder was. Is dat altijd degene die achter het stuur zit? Ook indien een inzittende plots aan de handrem trekt? In deze bijdrage zetten wij de discussiepunten nader uiteen en blikken wij alvast vooruit op mogelijke antwoorden op de prejudiciële vragen aan het HvJEU.