12 Dec 2023
blog

Een duik in ondiep water natuurgebied: onrechtmatige gevaarzetting?

Blog

Op 26 oktober 2023 heeft de rechtbank Limburg uitspraak gedaan over de aansprakelijkheidsvraag in verband met een ernstig ongeval. Op 12 juni 2020 liep een jongeman van destijds 16 jaar oud een hoge dwarslaesie op na een duik in ondiep water in een natuurgebied in Limburg. De benadeelde meent dat de eigenaar van het natuurgebied, te weten het Landschap, en haar aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden (hierna: NN) aansprakelijk zijn voor de door hem geleden schade. Voordat de beoordeling van de rechter wordt besproken, komen eerst de toedracht van het ongeval en de standpunten van partijen aan bod.

Toedracht ongeval

De toedracht van het ongeval was als volgt. De benadeelde ging op 12 juni 2020 samen met zijn vrienden zwemmen in een meer in het desbetreffende natuurgebied in Limburg. Zij waren naar een plek gefietst waar zij nog niet eerder hadden gezwommen. De vrienden van de benadeelde bevonden zich al in het water en moedigden hem aan om ook in het water te komen. De benadeelde is toen het water een stuk in gerend en in het (ondiepe) water gedoken, waarbij hij zijn nek heeft gebroken.

 

Het verwijt

De benadeelde acht het Landschap en NN aansprakelijk op grond van onrechtmatige gevaarzetting (artikel 6:162 BW). Bij de beoordeling dienen de zogeheten Kelderluik-criteria in aanmerking te worden genomen, inhoudende (i) in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, (ii) hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, (iii) hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en (iv) in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. De benadeelde draagt ter onderbouwing van deze vereisten het volgende aan. Het natuurgebied is een natuur-en recreatiegebied. Op de plaats waar de benadeelde ging zwemmen, werd regelmatig gezwommen. Ten tijde van het ongeval werd er vanwege de COVID-19-pandemie zelfs nog meer gezwommen dan gewoonlijk, met name door jongeren. Het Landschap was hiervan op de hoogte. Ook wist het Landschap dat het meer op veel zwemplekken ondiep was.

 

Daarbij stelt benadeelde dat het een feit van algemene bekendheid is dat jonge recreanten vanwege hun onbezonnenheid en onervarenheid vaak niet de ideale voorzichtigheid in acht nemen bij hun recreatieve activiteiten. (i) De kans was dan ook groot dat een jong persoon – zonder te kijken hoe diep het was – in het water zou duiken. (ii) Een duik in ondiep water kan ernstig letsel veroorzaken. (iii) Het Landschap had dit gevaar kunnen voorzien. Volgens benadeelde rust op het Landschap, een professionele partij, een zorgplicht om bezoekers te waarschuwen voor de gevaren van het gebruik van de deels ondiepe zwemplas. Bijvoorbeeld door het plaatsen van waarschuwingsborden, een zeer laagdrempelige maatregel. (iv) Dit heeft het Landschap nagelaten, waardoor zij haar zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig heeft gehandeld jegens benadeelde.

 

De verweren

Het Landschap en NN vinden op grond van de volgende argumenten dat zij niet aansprakelijk zijn voor het ongeval. Het natuurgebied is niet ingericht als zon- en/of zwemrecreatiegebied. Evenmin is het aangemerkt als zwemlocatie waardoor het niet aan de bijbehorende kwaliteits-en veiligheidseisen hoeft te voldoen. Verder promoot het Landschap het meer niet als zwemlocatie. Bovendien staat bij de ingang van het natuurgebied een bord met ‘betreden op eigen risico’ en bij een – tijdens zitting gebleken – andere zwemlocatie een bord met ‘geen zweminrichting’.

 

Volgens het Landschap en NN is het letsel ontstaan door het roekeloze gedrag van benadeelde waarop zij niet bedacht hoefde te zijn. Benadeelde is zonder te kijken hoe diep het was het meer ingedoken, terwijl het water troebel was. Van het Landschap kan niet worden verwacht dat zij op iedere mogelijke zwemplek in de door haar beheerde natuurgebieden waarschuwingsborden plaatst. NN en het Landschap stellen ook dat de aanwezigheid van waarschuwingsborden niet had voorkomen dat de benadeelde het water was ingedoken. Mocht de rechtbank toch oordelen dat het Landschap en NN aansprakelijk zijn, dan achten zij een percentage van 80 procent eigen schuld passend (artikel 6:101 BW). Het ongeval is namelijk in overwegende mate door het handelen van benadeelde zelf veroorzaakt. Vanwege de jonge leeftijd en de ernst van de gevolgen moet deze verdeling ingevolge de zogeheten billijkheidscorrectie worden gecorrigeerd met 25 tot 30 procent, waardoor het Landschap en NN voor 45 tot 50 procent aansprakelijk zouden zijn.

 

De beoordeling

De rechtbank merkt allereerst op dat het gegeven dat het een onofficiële zwemlocatie betreft niet betekent dat het Landschap geen zorgplicht heeft. De rechtbank constateert dat het gedeelte van het meer – waar het ongeval plaatsvond – structureel werd gebruikt als onofficiële zwemlocatie en dat zwemmen ter plaatse was toegestaan. Tijdens de warme (corona)zomer van 2020 kwamen veel jongeren naar het natuurgebied om te zonnen en zwemmen. Officiële zwemlocaties waren immers gesloten. Het natuurgebied leende zich volgens de rechtbank bovendien goed als zwem- en zonlocatie. De rechtbank oordeelt dat sprake was van een gevaarlijke situatie vanwege de ondiepte van het water en de onbezonnenheid van jonge recreanten die door een duik in ondiep water potentieel ernstig letsel kunnen oplopen. Desondanks ontbraken er waarschuwingsborden voor het ondiepe water. De waarschuwingsborden met ‘betreden op eigen risico’ en ‘geen zweminrichting’ volstaan in dit verband niet. De rechtbank stelt dat het Landschap kon en moest voorzien dat – met name – jonge recreanten niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid betrachten bij het zwemmen in ondiep water. De rechtbank verwerpt het verweer dat het plaatsen van waarschuwingsborden te bezwaarlijk is (zie in tegenstellende zin: rb. Amsterdam 31 maart 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1755, r.o. 4.12). De rechtbank concludeert aan de hand van de Kelderluik-criteria dat het Landschap haar zorgplicht heeft geschonden door geen adequate waarschuwingsborden te plaatsen, hetgeen een onrechtmatige daad oplevert.

 

Vervolgens behandelt de rechtbank het causaal verband tussen de geleden schade en de onrechtmatige daad. De rechtbank verwerpt het verweer van NN en het Landschap dat adequate waarschuwingsborden het ongeval niet hadden voorkomen. Het is aannemelijk dat benadeelde besef zou hebben gehad van het gevaar en de duik niet zou hebben gemaakt als er waarschuwingsborden waren geplaatst.

 

De rechtbank oordeelt vervolgens dat benadeelde voor 50 procent eigen schuld heeft aan het ongeval omdat hij onvoorzichtig was bij het in het water gaan en had moeten kijken hoe diep het was. De rechtbank past echter wel de billijkheidscorrectie toe, waarbij de aansprakelijkheid van het Landschap en NN wordt vastgesteld op 80 procent. De rechtbank motiveert dit door te verwijzen naar de aard en ernst van het blijvende letsel van benadeelde, te weten een hoge dwarslaesie, en het feit dat het Landschap tegen aansprakelijkheid is verzekerd bij NN (zie in overeenkomstige zin: rb. Noord-Holland 7 juli 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5915).

 

Conclusie

Het Landschap en NN zijn dus voor 80 procent aansprakelijk voor de schade die benadeelde ten gevolge van de duik in het ondiepe water heeft opgelopen. Deze uitspraak laat zien dat de aansprakelijkheid in een zaak valt of staat bij de relevante feiten en omstandigheden. In deze zaak lijken de bijzondere situatie tijdens de COVID-19-pandemie en de wetenschap van het Landschap over de (jonge) zwemrecreanten van doorslaggevend belang te zijn geweest voor de vaststelling van aansprakelijkheid.

Keywords

Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheidsrecht
Burgerlijke rechtsvordering
Deelgeschil
Natuurgebied
Onrechtmatige gevaarzetting
Personenschade

Auteur(s)

Marilou Mol

Advocaat aansprakelijkheidsrecht bij Holla legal & tax

LinkedIn