Hoe ver reikt de werking van een non-concurrentiebeding bij de exploitatie van meerdere franchisevestigingen?
Blog
Een franchisenemer opent een tweede franchisevestiging zonder dat een afzonderlijke franchiseovereenkomst voor die locatie wordt gesloten. Voor de tweede locatie wordt wel een franchisevergoeding voldaan en de tweede locatie wordt ook onder de naam van de franchiseformule gedreven. De voorliggende vraag is of voor de tweede franchiselocatie tevens het non-concurrentiebeding geldt dat is opgenomen in de franchiseovereenkomst van de eerste locatie.
Zowel de voorzieningenrechter in kort geding als het hof oordeelt dat dit vooralsnog als uitkomst in de bodemprocedure kan worden aangenomen.
Recent wees het gerechtshof Amsterdam een arrest over de vraag of het non-concurrentiebeding van de eerste franchisevestiging van de franchisenemer tevens van toepassing is op de exploitatie van de tweede vestiging uitspraak. Voor die vestiging werd immers geen afzonderlijke franchiseovereenkomst gesloten.
Achtergrond van de zaak
Op 1 juni 2008 hebben de franchisegever en franchisenemer een franchiseovereenkomst gesloten voor een MultiCopy-vestiging in Noord-Holland (hierna: ‘de eerste vestiging’). Deze franchiseovereenkomst bevatte onder meer een non-concurrentiebeding. De franchisenemer exploiteerde de eerste vestiging sinds 2008 en had tevens in 2013 een bestaande vestiging in een tweede plaats overgenomen en exploiteerde die eveneens onder de naam MultiCopy.
Uitbreiding van vestigingspunten en voldoen van franchise fee
Een interessant aspect van de zaak betrof de uitbreiding van de werking van het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst van het eerste vestigingspunt naar het tweede vestigingspunt, zonder het sluiten van een tweede franchiseovereenkomst. De communicatie tussen franchisenemer en MultiCopy suggereerde dat de eerste franchiseovereenkomst zich uitstrekte tot beide locaties, wat resulteerde in een gecombineerde berekening van de franchise fee. Hoewel er nooit een tweede franchiseovereenkomst was gesloten voor de tweede vestiging behandelden beide partijen het als een verlengstuk van de bestaande franchiseovereenkomst.
Businessplan en onderhandelingen
In 2019 schreef de franchisenemer een nieuw businessplan voor de franchisegever waarin hij de financiële stabiliteit van beide vestigingen benadrukte. In 2020 begonnen de gesprekken over een nieuwe, op de aankomende Wet franchise aangepaste, franchiseovereenkomst voor de tweede vestiging. De franchisenemer vroeg de franchisegever om uitstel voor het sluiten van de tweede franchiseovereenkomst. Hij wenste namelijk nog wat zaken op een rij te zetten, maar achteraf doet vermoeden dat dit niet de reden was.
Opzegging franchiseovereenkomst door franchisenemer
De frictie tussen partijen ontstond toen de franchisenemer in 2022 de franchiseovereenkomst opzegde voor beide vestigingen. MultiCopy stelde zich op het standpunt dat de franchisenemer de franchiseovereenkomst van een vorige franchisenemer had overgenomen en hield hem aan een postcontractueel non-concurrentiebeding tot oktober 2025. De franchisenemer betwistte dit en wees erop dat er nooit een schriftelijke franchiseovereenkomst gesloten was voor de tweede franchisevestiging.
Kort geding en hoger beroep
MultiCopy betrok de franchisenemer vervolgens in een kortgedingprocedure, waarin zij vorderde dat de franchisenemer het non-concurrentiebeding zou naleven en de exploitatie van de tweede vestiging zou staken. De voorzieningenrechter oordeelde dat het non-concurrentiebeding van kracht was, wat leidde tot het verbod op de verkoop van concurrerende goederen en diensten voor de franchisenemer tot juni 2024.
De franchisenemer stelde beroep in tegen het kort geding vonnis. Hij stelde zich daarbij onder meer op het standpunt dat er nooit een geldige franchiseovereenkomst was voor de tweede vestiging (i), dat het concurrentiebeding nietig zou zijn vanwege het ontbreken van schriftelijke vastlegging (ii), en dat MultiCopy geen belang had bij haar vorderingen (iii).
Beoordeling hof Amsterdam
Het hof oordeelde dat de grieven niet slaagden. Ten eerste oordeelde het hof dat er sprake was van een franchiseverhouding voor de tweede vestiging, gebaseerd op gedragingen en betalingen van franchise fee die wijzen op aanvaarding van de franchiseovereenkomst. Dit ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst.
Het hof verwierp daarbij ook het argument van de franchisenemer dat het non-concurrentiebeding nietig zou zijn, omdat het niet schriftelijk in de franchiseovereenkomst was vastgelegd op grond van het bepaalde in artikel 7:922 BW van de Wet franchise. Zij overweegt daarbij dat ten tijde van de opzegging in mei 2022 van een schriftelijkheidsvereiste nog geen sprake was. Daarvoor gold immers de uitgestelde werking van de Wet franchise met betrekking tot het non-concurrentiebeding tot 1 januari 2023. Bovendien was het non- concurrentiebeding in de tussen partijen geldende franchiseovereenkomst ten aanzien van de eerste vestiging wel op schrift gesteld. Dat de franchisenemer weigerde om schriftelijk in te stemmen met de franchiseovereenkomst voor de tweede vestiging in lijn met de Wet franchise, maakt dit niet anders, aldus het hof. De slotsom is dat de franchisenemer is gehouden aan het non-concurrentiebeding in de eerste franchiseovereenkomst, die ook toepassing bleek op de tweede vestiging.
Implicaties voor de (franchise)rechtspraktijk
Deze zaak werpt licht op het belang van duidelijke en schriftelijke vastlegging van franchiseovereenkomsten. Zonder dat partijen voor de tweede franchisevestiging schriftelijk een tweede franchiseovereenkomst sloten, werd de relatie gekwalificeerd als franchiserelatie waarop de schriftelijke franchiseovereenkomst van de eerste vestiging van toepassing was. Het benadrukt ook het belang van consistente communicatie en heldere contractuele afspraken in franchiseverband.
Het risico van onduidelijke contractuele afspraken – of beter gezegd het gebrek daaraan – kan juridische geschillen veroorzaken, zoals blijkt uit de onderhavige situatie. Het naleven van contractuele verplichtingen en tijdig updaten van franchiseovereenkomsten kan dergelijke problemen helpen voorkomen en helpt om de relatie tussen franchisegevers en franchisenemers versterken.
Keywords
Auteur(s)
Advocaat bij Van Iersel Luchtman