14 Jul 2023
blog

Informatieverstrekking door gevolmachtigde agent aan opvolgende verzekeraar

Blog

Voortzetting van agrarische verzekeringsportefeuille door een andere verzekeraar. Onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW) van de betrokken gevolmachtigde agent tegenover de voortzettende verzekeraar wegens het niet melden van een (voorgenomen) beëindiging van een verzekering door de eerdere verzekeraar. Eigen schuld (artikel 6:101 BW) van de voortzettende verzekeraar voor 40 procent van de schade wegens beperkte vraagstelling en laattijdige inspectie.

Delta Lloyd heeft begin 2017 besloten met haar agrarische verzekeringsportefeuille, die is ondergebracht bij haar gevolmachtigde agent Insureq, te stoppen. De portefeuille wordt per 1 januari 2018 voortgezet door De Goudse. De informatieverschaffing over de verzekeringsportefeuille, voorafgaand aan de voortzetting, loopt via Insureq. De portefeuille bevat een verzekering die Delta Lloyd per 1 januari 2018 wilde beëindigen. Van deze gewenste opzegging wordt door Insureq geen mededeling gedaan aan De Goudse. De Goudse spreekt Insureq hierop aan en heeft hiermee (deels) succes.

 

Wat is er gebeurd? Delta Lloyd treedt, via gevolmachtigde agent Insureq, op als risicodrager op een agrarische portefeuille. Begin 2017 geeft Delta Lloyd aan deze agrarische portefeuille te willen afstoten. In de loop van 2017 tracht Insureq in opdracht van Delta Lloyd deze portefeuille onder te brengen bij een andere gevolmachtigde agent. Mede in dat kader (maar ook in het kader van een nadere samenwerking) treedt Insureq in contact met Licent, gevolmachtigde agent van onder meer De Goudse. Afgesproken wordt dat Insureq Licent inzicht geeft in de portefeuille en de daarin gemaakte bijzondere afspraken.

 

Eind augustus 2017 laat de acceptatiespecialist van Delta Lloyd aan Insureq weten dat de dekking van een van de risico’s in de portefeuille in verband met de aard van het risico dient te worden opgezegd. De dekking kan tot uiterlijk 1 januari 2018 gehandhaafd blijven.

 

Insureq stuurt eind september 2017 een bestand naar Licent met een overzicht van de verzekerde hoedanigheid met bijbehorende verzekerde belangen, echter zonder bijzonderheden. Begin oktober volgt een bestand waarin een aantal risico's rood zijn gemarkeerd. Deze zouden aandacht verdienen met betrekking tot of het verzekerd bedrag of de verzekerde hoedanigheid dan wel beide. Het risico waarop de aangekondigde opzegging van Delta Lloyd betrekking had was niet rood gemarkeerd.

 

Eind november wordt aan de betrokken polishouder een nieuw polisblad gestuurd met dekking vanaf 1 januari 2018 waarbij De Goudse als risicodrager optreedt. Licent heeft de polis als gevolmachtigde agent van De Goudse ondertekend. In oktober 2018 breekt twee keer brand uit bij de betrokken polishouder. De Goudse vergoedt de brandschade (op basis van verkoopwaarde) en de opruimkosten.

 

De Goudse betrekt Insureq in rechte en vordert – kort samengevat – (verklaringen voor recht inhoudende) dat Insureq de schade vergoedt die De Goudse als gevolg van deze dekking lijdt. De rechtbank wijst de vorderingen toe, op een beperkt deel van de buitengerechtelijke incassokosten na.

 

Insureq gaat in hoger beroep. Ook het hof komt tot de conclusie dat Insureq aansprakelijk is maar neemt wel aan dat De Goudse in deze zelf ook een verwijt treft.

 

Onrechtmatig handelen

Insureq stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Insureq met De Goudse in onderhandeling is getreden over het sluiten van een overeenkomst en derhalve sprake is van een precontractuele fase die wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid en dat Insureq de mededelingsplicht tegenover De Goudse had geschonden. Het hof oordeelt dat tussen partijen vaststaat dat het overleg tussen Insureq, Licent en De Goudse niet als doel had om onderling een overeenkomst aan te gaan en dat tussen hen derhalve geen sprake was van een precontractuele fase die werd beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid.

 

Het verschaffen van informatie door Insureq aan De Goudse (en Licent) is een feitelijke handeling. Dat betekent naar het oordeel van het Hof niet dat op die handeling geen enkele (al dan niet geschreven) juridische norm van toepassing is. Insureq’s handelen kan aan artikel 6:162 BW worden getoetst, met name of dat handelen of nalaten van Insureq in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer is betaamd. Beantwoording van die vraag hangt af van de omstandigheden van het geval. Het hof geeft vervolgens aan dat beoordeeld moet worden of Insureq, als gevolmachtigde agent van Delta Lloyd, over voor De Goudse relevante informatie beschikte, of de belangen van De Goudse aan Insureq kenbaar waren, in hoeverre het bezwaarlijk was voor Insureq om met die belangen rekening te houden, de aard en de omvang van het nadeel dat voor De Goudse dreigde en of van De Goudse kon worden verwacht dat zij zich tegen dat nadeel had ingedekt. De rol van de gevolmachtigde in het maatschappelijk verkeer speelt daarbij een rol, waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de Alog-Vleesmeesters doctrine (zie 1 en 2) en de rechtspraak over aansprakelijkheid van beroepsbeoefenaars door derden (zie 3 en 4).

 

Het hof oordeelt vervolgens dat Insureq had moeten begrijpen dat de informatie over de beslissing van Delta Lloyd om de dekking van een bepaald risico niet langer te willen voorzetten voor De Goudse van belang was en door Insureq geen reden of belang is genoemd en ook niet is gebleken waarom zij deze informatie niet heeft verschaft. Door onder deze omstandigheden de informatie niet te verschaffen handelt Insureq, naar het oordeel van het Hof, onrechtmatig jegens De Goudse. Dat De Goudse ook een eigen verantwoordelijkheid had om informatie te vergaren doet daaraan niet af.

 

Door Insureq is nog aangevoerd dat De Goudse de dekking niet heeft voortgezet maar deze door Delta Lloyd is beëindigd en De Goudse gewoon een nieuwe overeenkomst is aangegaan. De Goudse betwist dit. Het hof volgt De Goudse. De vraag is overigens of dit voor de uitkomst veel had uitgemaakt. Zou ook in dat geval voor Insureq niet duidelijk moeten zijn geweest dat de informatie waarover zij beschikte voor De Goudse van belang was? Of mocht ze er in dat geval meer op vertrouwen dat De Goudse eigen onderzoek deed? Beantwoording van die vragen hangt zeer af van wat zich dan zou hebben voorgedaan.

 

Causaliteit en relativiteit

Net als de rechtbank oordeelt ook het hof dat De Goudse de dekking van het betrokken risico niet zou hebben voorgezet als zij had geweten dat Delta Lloyd voornemens was de dekking te beëindigen. Daarmee is naar het oordeel van het hof de vereiste causaliteit gegeven. Ook op het punt van het relativiteitsvereiste komt het hof tot de conclusie dat daaraan is voldaan. De geschonden zorgvuldigheidsnorm strekt immers tot bescherming van De Goudse tegen, samengevat, onvoldoende geïnformeerd zijn over het besluit van Delta Lloyd.

 

Toerekening aan de verzekeraar

Het betoog van Insureq dat haar gedragingen als gevolmachtigde agent op grond van artikel 3:66 BW aan Delta Lloyd zouden moeten worden toegerekend slaagt niet. Dat artikel bepaalt dat een rechtshandeling van de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de volmachtgever bindt. Het hof oordeelt dat hiervan geen sprake is. Het niet juist en volledig verschaffen van informatie is een feitelijke handeling.

 

De vraag is of dit anders was geweest als Insureq had aangegeven dat zijn in opdracht van Delta Lloyd contact met Licent (en De Goudse) opnam en bij het verschaffen van de informatie dit nadrukkelijk namens Delta Lloyd zou hebben gedaan. De vraag die dan opdoemt of dan wel sprake zou zijn van een rechtshandeling.

 

AVG

De stelling van Insureq dat zij op grond van de AVG De Goudse geen informatie kon geven over het niet voortzetten van de dekking slaagt evenmin, onder meer omdat Insureq wel andere informatie over de verzekeringnemers had verschaft.

 

Omvang en toerekening schade

Het hof komt echter tot de conclusie dat Insureq niet gehouden is de gehele schade te vergoeden. De belangrijkste overweging van het hof in dat kader is dat De Goudse 40 procent eigen schuld treft omdat (i) De Goudse en Licent er zelf voor hebben gekozen hun vraagstelling in het kader van de voorzetting van de portefeuille beperkt te houden; (ii) de wel ontvangen informatie substantiële aanwijzingen bevatte om door te vragen over het betrokken risico; (iii) De Goudse pas na drie jaar alle risico’s heeft bekeken in plaats van direct na de overname en (iv) De Goudse had verzuimd om na de branden na te gaan of de betrokken polishouder voldeed aan de brandveiligheidsvoorwaarden uit de polis.

 

Wenk voor de praktijk

Wat een gevolmachtigde agent van een verzekeraar moet beseffen is dat, wanneer hij informatie verstrekt aan een (gevolmachtigde agent van een) opvolgende verzekeraar, op die informatie wordt vertrouwd en hij dus moet dus nagaan of die informatie volledig is dan wel nadrukkelijk moet aangeven dat dat niet zo. Zelfs indien van dat laatste sprake is, is het echter de vraag of je informatie waarover je beschikt en waarvan je weet dat die voor de ander van belang is mag achterhouden. Dit geldt voor iedereen en staat derhalve los van de positie van de gevolmachtigde agent. De echt relevante vraag is of het feit dat Insureq hier optrad als gevolmachtigde agent van Delta Lloyd en dus primair de belangen van Delta Lloyd diende te behartigen tot een andere conclusie zou moeten leiden. Deze discussie lijkt niet te zijn gevoerd. Ik vraag me ook zeer af het had uitgemaakt nu Insureq ervoor had gekozen wel informatie te verstreken en daarbij ook aan te geven welke risico's aandacht behoefden. De vraag is of als ze dat laatste niet had gedaan maar juist zou hebben aangegeven dat Licent en/of De Goudse zich daar zelf een oordeel over dienden te vormen de zaak niet anders zou zijn afgelopen.

Keywords

Onrechtmatige daad
Vermogensrecht
Verzekering

Auteur(s)

Berry van Wijk

Advocaat | Partner Houthoff

LinkedIn