Modernisering van de EU Richtlijn Productaansprakelijkheid op komst
Blog
De Europese Richtlijn Productaansprakelijkheid wordt gemoderniseerd. De Europese Commissie heeft daartoe een voorstel gedaan. Implementatie van dit voorstel zal een grote impact hebben op alle marktdeelnemers in de keten en daarmee verzekeraars. In dit blog worden de belangrijkste voorstellen van wijziging op een rijtje gezet, met een toelichting daarop.
Inleiding
De Europese Richtlijn Productaansprakelijkheid 85/374/EEG, in Nederland geïmplementeerd in artikel 6:185 BW e.v., heeft tot doel op Europees niveau te voorzien in een systeem voor het vergoeden van personen- en zaakschade als gevolg van een gebrekkig product. In een in 2018 uitgevoerde evaluatie van de Richtlijn kwam naar voren dat de richtlijn over het geheel genomen een doeltreffend en relevant instrument is, maar tegelijkertijd een aantal tekortkomingen vertoont. Kort gezegd, dient de richtlijn na 38 jaar trouwe dienst te worden gemoderniseerd.
De Europese Commissie heeft daarom op 28 september 2022 een voorstel gedaan tot vervanging door een nieuwe richtlijn in het licht van (i) de ontwikkelingen in verband met nieuwe technologieën, waaronder artificiële intelligentie, (ii) nieuwe bedrijfsmodellen voor de circulaire economie, (iii) nieuwe mondiale toeleveranciersketens, (iv) uniformering met de aankomende nieuwe Europese Productveiligheidsverordening en (v) incorporatie van rechtspraak van het Europese Hof van Justitie.
In deze blog worden de belangrijkste voorgestelde wijzigingen uiteengezet, gevolgd door een toelichting daarop.
Belangrijkste wijzigingen
De belangrijkste wijzingen die worden voorgesteld zijn – verkort weergegeven – de volgende:
- De definitie van ‘product’ wordt uitgebreid: daaronder wordt ook verstaan software (zoals een app). De ontwikkelaar of producent van software, met inbegrip van aanbieders van artificial intelligence-systemen, worden als fabrikant aangemerkt.
- De definitie van ‘schade’ wordt uitgebreid: naast overlijden of lichamelijk letsel, wordt onder schade verstaan, medisch erkende geestelijke gezondheidsaandoeningen; naast zaakschade (waarvoor de franchise vervalt), valt onder schade ook verlies of corruptie van gegevens die niet uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt.
- De definitie van ‘gebrek’ wordt nader geconcretiseerd: in plaats van drie, worden er acht niet-limitatieve factoren opgesomd, die van belang zijn bij de beoordeling van een gebrek. Een daarvan zijn de productveiligheidsvoorschriften, met inbegrip van veiligheidsgerelateerde cyberbeveiligingsvoorschriften.
- Het aantal potentieel aansprakelijke partijen wordt uitgebreid tot de hele keten aan marktdeelnemers: de consument kan aanspreken (i) de fabrikant van het product (inclusief de private label fabrikant), (ii) de fabrikant van een defect component (halffabrikaat), (iii) de (rechts)persoon die het product ‘ingrijpend wijzigt’ zonder dat de oorspronkelijke fabrikant daar controle over heeft, (iv) indien er geen EU-fabrikant is, de importeur en de gemachtigde van de fabrikant, (v) indien er ook geen importeur of gemachtigde is, de fulfillmentdienstverlener (zoals Amazon of Bol.com), (vi) indien geen van voorgaande partijen bekend is, elke distributeur als hij niet binnen één maand aan de consument de marktdeelnemer bekend maakt die het product aan hem heeft geleverd, (vii) en onder bepaalde omstandigheden elk onlineplatform, indien hij niet binnen één maand een in de EU gevestigde marktdeelnemer aanwijst.
- Er wordt een disclosure-verplichting voorgesteld: als een schadevordering aannemelijk is, kan een aangesproken marktdeelnemer gedwongen worden om relevant bewijsmateriaal openbaar te maken. Voldoet hij hieraan niet, dan wordt het product geacht gebreken te vertonen.
- De bewijslast wordt voor de consument vereenvoudigd door bewijsvermoedens: Het product wordt geacht gebreken te vertonen als (i) de aangesproken marktdeelnemer niet aan zijn disclosure-verplichting voldoet, (ii) het product non-compliant is met voorschriften terwijl die voorschriften tegen de specifieke schade beoogden te beschermen, of (iii) de consument aantoont dat de schade is veroorzaakt door een kennelijk disfunctioneren van het product bij normaal gebruik (res ipsa loquitor). Het causaal verband wordt aannemelijk geacht wanneer het product gebreken vertoont en de soort veroorzaakte schade doorgaans strookt met het betrokken gebrek. Bij complexe zaken worden gebreken en/of causaal verband aannemelijk geacht wanneer de consument aantoont dat (i) het product heeft bijgedragen tot de schade en (ii) het waarschijnlijk is dat het product gebreken vertoonde en/of dat de gebreken de waarschijnlijke oorzaak van de schade zijn.
- De vervaltermijn wordt opgerekt naar vijftien jaar wanneer de consument vanwege de latentietijd van een lichamelijk letsel niet in staat was binnen tien jaar een vordering in te stellen.
Toelichting
Naar mijn mening wordt de positie van consumenten door dit voorstel aanzienlijk verbeterd. Als het tot implementatie van dit voorstel komt, zal een consument naar verwachting sneller tot indiening van een productaansprakelijkheidsclaim overgaan én is toewijzing daarvan ook kansrijker. De regeling geldt dan immers ook voor software en de te verhalen schade is niet beperkt tot personen- en zaakschade, maar omvat ook psychisch letsel en cyber-gerelateerde schade. Voorts wordt de drempel verlaagd door de disclosure-verplichting en de bewijsvermoedens. En in het verlengde daarvan: er is altijd een loket waar de consument met zijn claim terecht kan, óók bij direct import. Tenslotte moeten reserves langer worden aangehouden door oprekking van de vervaltermijn voor long tail-schades. Nederland opteert zelfs voor een termijn van twintig jaar (in plaats van de voorgestelde vijftien jaar).
Dit voorstel heeft mijns inziens dan ook grote impact op het risicoprofiel van fabrikanten en alle marktdeelnemers in de keten, en daarmee op verzekeraars. Zij staan allen verhoogd bloot aan risicoaansprakelijkheid wegens een gebrekkig product. Dat geldt te meer, vanwege de Europese Richtlijn 2020/1828 inzake Representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten. Op basis van deze richtlijn dienen alle 27 lidstaten van Europa een mechanisme voor collectieve actie in hun wettelijk stelsel verankerd te hebben waarop vanaf 25 juni a.s. een beroep kan worden gedaan (vgl. de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Acties in Nederland, ‘WAMCA’). Hiermee kunnen burgers in de hele EU een (grensoverschrijdende) collectieve actie voeren als zij als consument, als passagier of als patiënt schade hebben ondervonden.
Afgaand op het aantal collectieve acties tot op heden onder de WAMCA (54) en de inspiratie vanuit de Verenigde Staten zal er genoeg appetite zijn voor internationale collectieve productaansprakelijkheidsclaims als het huidige voorstel doorgang vindt. Ik vraag me af of de weegschaal met dit voorstel niet iets te ver doorschiet ten faveure van de consument.
Verhoogde risico’s bieden natuurlijk ook kansen voor de verzekeringsbranche, in de vorm van nieuwe doelgroepen en het aanbieden van nieuwe producten, zoals een module die dekking biedt voor verlies of corruptie van gegevens.
Het is nu aan het Europees Parlement en de Raad van Ministers om het eens te worden over de voorgestelde aanpassingen. Overigens staat het voorstel niet op zichzelf. Het maakt deel uit van een modernisering in breder verband. Zie in dit kader het voorstel van de Europese Commissie van 28 september 2022 met betrekking tot een Richtlijn betreffende de aanpassing van de regels inzake niet-contractuele civielrechtelijke aansprakelijkheid aan artificiële intelligentie (COM/ 2022/ 496 final) en het voorstel voor een Verordening Algemene Productveiligheid (met welk voorstel het Europees Parlement op 30 maart jl. heeft ingestemd).
Wordt dan ook vervolgd!
Keywords
Auteur(s)
Advocaat/Partner bij JPR Advocaten