
Asbestdaken; beredding en voordeelstoerekening
Blog
Vorig jaar wees de Hoge Raad een arrest over de vraag of de kosten van het verwijderen en vervangen van asbestdaken door de verzekeraar moeten worden vergoed als bereddingskosten onder de milieuschade en/of bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. De meest opvallende overweging in dat arrest was dat de Hoge Raad oordeelde dat onder omstandigheden niet alleen de kosten van verwijdering maar ook de kosten van vervanging van een schadeveroorzakende zaak als kosten van beredding moeten worden aangemerkt (zie o.a. VAST 2022 / B-018). In een vergelijkbare casus gaat de rechtbank Den Haag nader in op de begroting van die schade.
In een casus die vergelijkbaar is met de zaak die werd voorgelegd aan de Hoge Raad, oordeelde de rechtbank Den Haag op 28 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:14272) over dezelfde materie en komt tot het oordeel dat er bereddingsmaatregelen moeten worden getroffen en de daarmee gemoeide kosten door de verzekeraar dienen te worden vergoed. Het volgende speelde in die zaak.
Een agrarische onderneming beschikte over een woning en drie schuren, welke schuren zijn voorzien van asbesthoudende golfplaten op het dak. De onderneming is sinds 2011 verzekerd bij Nationale-Nederlanden (NN) en heeft onder andere een milieuschadeverzekering afgesloten. Na een storm zijn er asbestvezels op het terrein van de onderneming aangetroffen en bij nader onderzoek blijkt er ook sprake van ernstige bodemverontreiniging met asbest. De onderneming vordert van NN vergoeding van de kosten in verband met de bodemsanering en de nog te maken kosten in verband met het verwijderen en vervangen van de asbesthoudende dakbedekking.
Onder verwijzing naar de polis en de wet (artikel 7:925 BW) betwist NN allereerst dat de emissie onvoorzien was ten tijde van het sluiten van de verzekering. Ook betoogt NN dat niet de emissie van asbestvezels de verontreiniging heeft veroorzaakt, maar de weersomstandigheden (regen) als dominant cause van de verontreiniging moet worden aangemerkt. De rechtbank gaat aan beide verweren voorbij en oordeelt dat in elk geval de saneringskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Verwijdering
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of ook de kosten voor het verwijderen en vervangen van de asbesthoudende dakbedekking door NN moeten worden vergoed, in verband met de dreiging van het ontstaan van nieuwe verzekerde schade na sanering van de bodem. Deze zelfde vraag lag voor in de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad uit april 2022.
De Hoge Raad overwoog op dit punt in zijn arrest uit 2022:
Vast staat dat het verwijderen van de daken de enige mogelijkheid is om het ontstaan van verdere asbestverontreiniging te voorkomen. Daarom is niet uitgesloten dat [de V.O.F.] op grond van art. 7:957 lid 1 BW en de polisvoorwaarden gehouden was de asbestdaken te verwijderen om verdere bodemverontreiniging te voorkomen. Voor zover schade die het gevolg is van deze verdere bodemverontreiniging verzekerd was, diende hij daarmee ook het belang van Interpolis als verzekeraar. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het hof Arnhem-Leeuwarden, dat moet beoordelen of onder andere aan dit vereiste is voldaan.
Hoewel de Hoge Raad ruimte laat voor de feitenrechter door uitsluitend te oordelen dat het niet uitgesloten is dat verzekeringnemer in een geval als dit op grond van de wet en de polisvoorwaarden gehouden is de asbestdaken te verwijderen om verdere bodemverontreiniging te voorkomen, oordeelt de rechtbank Den Haag dat de onderneming, mede op grond van ingewonnen deskundigenadvies, in redelijkheid heeft mogen aannemen dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat alleen door het verwijderen van de daken kan worden weggenomen, omdat er ‘immers’ opnieuw een verontreiniging zal ontstaan die onder de milieuschadeverzekering gedekt is, als de dakplaten niet worden verwijderd.
Maar is dat wel zo (redelijk)? In elk geval is het niet zo vanzelfsprekend als de formulering van de rechtbank doet vermoeden. Volgens de polisvoorwaarden biedt de verzekering namelijk uitsluitend dekking voor de kosten van sanering van een verontreiniging als gevolg van een emissie, en mits de aanwezigheid van asbest in een zodanige concentratie aanwezig is dat de toepasselijke overheidsnormen die gelden op het moment dat de aanwezigheid van asbest zich manifesteert, worden overschreden. Kortom, niet iedere verontreiniging levert een gedekte schade op. Als er gemakshalve vanuit wordt gegaan dat na een sanering in 2023 pas vele jaren later opnieuw gesaneerd zou moeten worden in verband met het geleidelijke proces van verontreiniging, dan kan toch in redelijkheid niet worden volgehouden dat onmiddellijk na de sanering in 2023 opnieuw de verwezenlijking van een verzekerd risico ophanden is? Van een onmiddellijk dreigend gevaar op gedekte schade is dan immers geen sprake. En evenmin kan worden gezegd dat de kosten van verwijdering van de dakplaten in dat geval in het belang van de verzekeraar worden gemaakt. Naar onze overtuiging heeft de rechtbank Den Haag onvoldoende oog gehad voor de ruimte die het oordeel van de Hoge Raad uit 2022 laat voor de feitenrechter, terwijl het benutten van die ruimte specifiek in gevallen als dit tot een juistere en redelijkere uitkomst leidt.
Vervanging
Als de kosten van verwijdering van de asbestdaken niet voor vergoeding in aanmerking komen, dan wordt niet toegekomen aan de vraag of de kosten van een vervangend dak als bereddingskosten kwalificeren. De rechtbank komt daar vanwege het voorgaande wel aan toe, en oordeelt dat de kosten verband houdende met het vervangen van deze daken (deels) als bereddingskosten moeten worden beschouwd en niet volledig voor risico van verzekerde behoren te komen. Wij volstaan op dit onderdeel, waarover naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad uit 2022 al het nodige is gezegd en geschreven, met de constatering dat de rechtbank vooruitlopend op de schadebegroting oordeelt dat daarop van invloed zullen zijn de omstandigheden, dat de daken oud zijn en zwaar geërodeerd waren, alsmede dat binnen afzienbare tijd asbesthoudende daken verboden zullen worden, zodat de agrariër de daken op enig moment hoe dan ook had moeten vervangen. De rechtbank kondigt aan dat die omstandigheden bij de definitieve vaststelling van de schade zullen worden meegenomen via het leerstuk van de voordeelstoerekening (artikel 6:100 BW). De Hoge Raad overwoog in zijn arrest uit 2022 op dit onderdeel dat, daar waar dat redelijk is, rekening kan worden gehouden met waardevermeerdering van de betrokken zaak als gevolg van herstel, overeenkomstig hetgeen geldt voor het begroten van zaakschade (artikel 6:97 BW en 98 BW). En hoewel de rechtbank een andere benadering kiest, zal de uitkomst niet wezenlijk anders zijn. In beide benaderingswijzen dient een door de benadeelde behaald voordeel immers bij de toe te kennen schadevergoeding te worden betrokken. En zoals uit de overwegingen van de rechtbank volgt, is dat voordeel voor deze onderneming zeer groot.
Met op dit moment 79.971.058 m2 aan verdachte asbestdaken in Nederland is hier het laatste woord waarschijnlijk nog niet over gezegd (bron: https://www.asbestversnelling.nl/landelijke-asbestdakenkaart/).
Over het arrest van de Hoge Raad verscheen eerder een blog van Natalie Vloemans (VAST 2022 / B-018).
Keywords
Auteur(s)

