DNB’s haalbaarheid en betaalbaarheid van een Nederlands Verzekeringsgarantiestelsel
Blog
De Wet Herstel en Afwikkeling van Verzekeraars heeft de bescherming van polishouders verbeterd als een verzekeraar in de problemen komt. Toch kunnen polishouders nog steeds gekort worden op hun polis. Nederland kent hiervoor geen garantiestelsel.
DNB heeft op 13 oktober 2022 een analyse gepubliceerd over de vraag of een verzekeringsgarantiestelsel (Insurance Guarantee Scheme, ‘IGS’) in Nederland haalbaar en betaalbaar kan zijn.
Hierna bespreken wij deze analyse van DNB, in het bijzonder de variabelen voor de vormgeving van een IGS: de functie, de reikwijdte, de hoogte van de garantie en de financiering.
Functies
Een IGS kan drie functies hebben, die aansluiten bij de verschillende manieren waarop een verzekeraar kan worden afgewikkeld. De belangen van polishouders worden het meest gewaarborgd wanneer het IGS inzetbaar is voor alle drie de functies, namelijk als bijdrage aan de financiering bij een doorstart of een verkoop, als jaarlijkse aanvulling van uitkeringen door een verzekeraar in run-off ten aanzien van de nog bestaande verplichtingen, en als compensatie voor de polishouders bij liquidatie van een verzekeraar.
Ten eerste zou een IGS moeten functioneren als een bijdrage aan de financiering van de verkoop van de verzekeringsportefeuille of een zelfstandige doorstart van de gefaalde verzekeraar. Een verkoop of doorstart is namelijk, gezien de financiële positie van een gefaalde verzekeraar, niet altijd mogelijk zonder korting op de verzekeringsaanspraken.
Het IGS kan de korting beperken en een verkoop of doorstart mogelijk maken. DNB laat zich er niet over uit hoe deze bijdrage in de praktijk vorm zou moeten krijgen. Het IGS wordt gestort op de balans van de verzekeraar. Indien DNB als resolutie-autoriteit de balans gaat herstructureren zal deze bijdrage bewerkstelligen dat in deze herstructurering een korting op de polis niet, dan wel in mindere mate, nodig is. Bij een verkoop zal deze bijdrage op de balans ingezet kunnen worden om acceptabele voorwaarden te kunnen uitonderhandelen, waarbij minimale korting de inzet is.
Ten tweede zou het IGS moeten functioneren als een jaarlijkse aanvulling van uitkeringen bij een run-off van een gefaalde verzekeraar. Bij een run-off wordt de verzekeringsportefeuille uitgediend, zonder dat nieuwe polissen worden afgesloten. Het IGS kan dan op jaarbasis de kortingen in de uitkeringen op deze polissen aanvullen. Het kan namelijk zo zijn dat er onvoldoende middelen zijn om gedurende de gehele looptijd van de polissen aan alle verplichtingen onder deze polissen te voldoen. Ten derde zou het IGS bij liquidatie een compensatiefunctie moeten vervullen voor de polishouders. Polishouders kunnen met de uitkering bij liquidatie vaak geen gelijkwaardige polis afsluiten. Het IGS kan polishouders dan eenmalig compenseren voor dit geleden verlies. Men zou dit kunnen zien als een aanvullende compensatie op de uitkering bij liquidatie.
Het IGS hoeft niet direct uit te keren aan de polishouders, maar kan worden gestort op de balans van de gefaalde verzekeraar. De curator of DNB als resolutie-autoriteit, kunnen vervolgens aan de polishouders uitkeren.
Reikwijdte
Gelet op het doel van een IGS, polishouderbescherming, zou een IGS polissen moeten dekken die, wanneer een verzekeraar faalt, kunnen zorgen voor financiële problemen bij polishouders. Dit zijn polissen die van belang zijn voor vermogensopbouw of waarvan de uitkering essentieel is voor het levensonderhoud, zoals individuele levensverzekeringen, collectieve pensioenverzekeringen, inkomensverzekeringen en uitvaartverzekeringen. Met een dergelijke reikwijdte zou, aldus DNB, 90 procent van de totale waarde van de aanspraken op Nederlandse verzekeraars onder het IGS vallen.
Voor de reikwijdte van het IGS is ook de geografische dekking relevant. DNB heeft een voorkeur voor de homebenadering, inhoudende dat polissen die door Nederlandse verzekeraars verkocht zijn aan zowel Nederlandse als buitenlandse polishouders, worden gedekt. Nederlandse polishouders met een polis bij een buitenlandse verzekeraar zijn dus niet gedekt. De homebenadering sluit aan bij het toezichts-en resolutieraamwerk, en bij aanbevelingen van EIOPA ten aanzien van de harmonisatie van nationale IGS’en.
Hoogte van de garantie
Hoewel een volledige garantie zorgt voor complete bescherming, overweegt DNB dat een beperkte garantie wenselijk is met oog op de betaalbaarheid van een IGS. De voorkeur van DNB bij de invulling van deze beperking gaat niet uit naar een absoluut plafond zoals bij het depositogarantiestelsel, maar naar een relatief plafond, zoals het vaststellen van een percentage, van bijvoorbeeld 95 procent, van de poliswaarde wat leidt tot een eigen risico van 5 procent van de poliswaarde voor de polishouder.
Een relatief plafond heeft in de eerste plaats de voorkeur omdat het IGS een breed palet aan verzekeringsproducten met uiteenlopende waarden kan dekken. Een enkel absoluut plafond zou dan mogelijk een royale bescherming bieden aan de ene polishouder en mindere bescherming aan de andere polishouder. Ten tweede biedt een eigen risico polishouders een prikkel om zelf de financiële en operationele soliditeit van de verzekeraar te blijven monitoren. Bij het falen van de verzekeraar, kunnen polishouders namelijk tegen een (klein) verlies aanlopen door het eigen risico, ondanks het IGS. Ten derde zal een eigen risico zorgen voor lagere kosten van het IGS omdat polishouders voor het eerste deel van het tekort (afhankelijk van de hoogte van het eigen risico) opdraaien en alleen bij een groter tekort gecompenseerd worden vanuit het IGS.
Financiering
Het IGS-fonds wordt gevuld door de sector. De omvang van het fonds zou bepaald moeten worden aan de hand van de gewenste capaciteit. Dit omdat het lastig is, gezien het lage aantal faillissementen van verzekeraars de afgelopen jaren, om de daadwerkelijke kans op falen en de te verwachten tekorten te kunnen voorspellen.
Het is wenselijk dat het IGS ex-ante voldoende middelen heeft om een verkoop van een portefeuille of een liquidatie van een kleine verzekeraar mogelijk te maken. DNB stelt terecht, dat een IGS met voldoende middelen om per direct een significant tekort van een grote levensverzekeraar te dichten onnodig kostbaar is, zeker omdat in dat geval ook een run-off mogelijk is, waarbij het beroep op een IGS kan worden verminderd of kan worden gespreid over de resterende looptijd van de polissen. Daarnaast is een wettelijke grondslag wenselijk voor ex-post heffingen in geval van tekorten bij het IGS-fonds.
Voor een IGS is daarnaast solidariteit nodig, zowel tussen verzekeraars als tussen polishouders. De sector betaalt (gedeeltelijk) de rekening van het falen van een van de verzekeraars. Nieuwe polishouders worden (mogelijk) geconfronteerd met hogere premies doordat de kosten van het IGS door de verzekeraar aan hen kunnen worden doorberekend, terwijl polishouders van lopende polissen wel beschermd zijn, maar niet meebetalen omdat de premie vaststaat of geen premie meer betaald wordt.
DNB noemt twee elementen die kunnen bijdragen aan deze solidariteit. Ten eerste zal een brede dekking van het IGS het draagvlak vergroten voor financiering. Hoe meer polissen onder het IGS vallen, hoe meer verzekeraars, en indirect polishouders, daaraan kunnen meebetalen. Ten tweede kan, net zoals bij het depositogarantiestelsel, een risicogebaseerde heffing het maatschappelijk draagvlak voor een IGS vergroten.
Conclusie
DNB concludeert dat een IGS in Nederland haalbaar en betaalbaar kan zijn. Een dergelijk IGS zou vormgegeven kunnen worden met een brede functie en een brede dekking, met een relatief eigen risico voor de polishouder – bijvoorbeeld 5 procent van de poliswaarde – en met zowel ex-ante als ex-post financiering met behulp van een risicogebaseerde heffing van de sector. Qua omvang zou geambieerd kunnen worden dat het IGS voldoende middelen omvat om bij te dragen in de verkoop van twee middelgrote levensverzekeraars of bij de run-off van een grote levensverzekeraar, in geval van 10 procent korting en 5 procent eigen risico voor de polishouders. Deze ambitie zou in de huidige verzekeringsmarkt leiden tot een fonds van 500 miljoen, en een 1 procent premiestijging voor polishouders.