
Vergoeding van de kosten voor een tuchtprocedure?
Blog
Regelmatig wordt er een tuchtprocedure gestart tegen een beroepsbeoefenaar in verband met een vermeende beroepsfout. Een vergoeding voor de schade die de betreffende partij meent te hebben geleden als gevolg van deze beroepsfout kan vervolgens worden gevorderd in een civiele procedure. Zo kan op grond van artikel 6:95 BW vermogensschade worden gevorderd. Vermogensschade kan bestaan uit geleden verlies en gederfde winst (artikel 6:96 lid 1 BW). Daarnaast komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW ook ‘de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid’ voor vergoeding in aanmerking. De vraag die dan rijst is of de kosten voor een tuchtprocedure kunnen worden aangemerkt als kosten ‘ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid’ en derhalve eveneens kunnen worden gevorderd in een civiele procedure.
In een richtinggevend arrest uit 2003 heeft de Hoge Raad een uitgangspunt geformuleerd voor de beantwoording van deze vraag. Het uitgangspunt is ‘dat een tuchtrechtelijke procedure niet kan worden aangemerkt als een redelijke maatregel ter vaststelling van aansprakelijkheid, zodat niet kan worden gezegd dat de kosten daarvan redelijke kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW’, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De Hoge Raad benadrukt in dat kader dat het tuchtrecht dient om ‘in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening te bevorderen’. Daarbij, zo vervolgt de Hoge Raad, kan het oordeel van de tuchtrechter een rol spelen bij de civiele aansprakelijkheidsvraag, maar dit betekent niet dat een tuchtprocedure tot doel heeft de civiele aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen. Nadien is voornoemd uitgangspunt nog bevestigd door de Hoge Raad in 2005 en 2006.
De kosten voor de tuchtprocedure worden dus slechts vergoed, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. De vraag wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden kan echter niet eenvoudig worden beantwoord. Zo volgt uit het arrest uit 2005 van de Hoge Raad dat de omstandigheden dat een tuchtprocedure nuttig is geweest en dat de tuchtprocedure nodig was om een derde te bewegen tot uitkering over te gaan niet kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. Annotator Vranken merkt in zijn noot onder dit arrest op dat de ‘enige uitzondering’ wellicht de situatie is wanneer een tuchtprocedure onvermijdelijk is. Maar, zo vraagt Vranken zich af, wanneer is een tuchtprocedure onvermijdelijk?
De zaak voor het hof ’s-Hertogenbosch
In de uitspraak, die aanleiding heeft gegeven tot deze blog, dient het hof ’s-Hertogenbosch ook de vraag te beantwoorden of de kosten van een tuchtprocedure tegen een makelaar voor vergoeding in aanmerking komen, omdat sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden.
Een makelaar heeft bemiddeld bij de verkoop van de woning van verkoper, waarna een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen de verkoper en koper. In de koopovereenkomst is een financieringsvoorbehoud opgenomen. Koper heeft de makelaar verzocht om een verlenging van de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud te regelen, waarna door de makelaar mondeling en schriftelijk is bevestigd dat het uitstel was geregeld. Daarna heeft koper de makelaar weer verzocht om nader uitstel te regelen, waarna de makelaar wederom heeft aangegeven dat hij dit zou regelen en dat hij een schriftelijke bevestiging zou toesturen. Dit heeft de makelaar, ondanks verzoeken daartoe, niet gedaan. Nadien heeft koper een beroep gedaan op de ontbindende voorwaarde, waarna de makelaar heeft meegedeeld dat hij hiervan een bevestiging zal toezenden. Dit heeft de makelaar nagelaten. Koper is vervolgens gesommeerd om de verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen, waarna de verkoper de koopovereenkomst heeft ontbonden en koper heeft verzocht om over te gaan tot betaling van de contractuele boete.
Koper heeft vervolgens een klacht tegen de makelaar ingediend. Deze klacht is in de tuchtprocedure gegrond verklaard en de makelaar is een berisping opgelegd. De makelaar is uiteindelijk met verkoper een schikking overeengekomen, waarin onder meer is opgenomen dat verkoper afziet van aanspraken jegens koper.
Koper is vervolgens een (civiele) procedure gestart tegen de makelaar, waarin hij onder meer de kosten in verband met de tuchtprocedure heeft gevorderd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de makelaar onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade, waaronder de kosten in verband met de tuchtprocedure. De makelaar heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof oordeelt dat de makelaar in dit geval niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen, die van een makelaar mag worden verwacht (zie rechtsoverwegingen 6.4.1. en 6.4.2.). Vervolgens diende het hof de vraag te beantwoorden of koper als gevolg van het onrechtmatig handelen van de makelaar ook schade had geleden. Koper stelt dat dit het geval is. Hij heeft namelijk kosten gemaakt voor onder meer de tuchtprocedure. Zo stelt koper dat deze kosten noodzakelijk waren ter vaststelling van aansprakelijkheid en op de voet van artikel 6:96 lid 2 onder b BW voor vergoeding in aanmerking komen.
Het hof herhaalt het uitgangspunt van de Hoge Raad, zoals in 2003 door de Hoge Raad is geformuleerd. Het hof oordeelt vervolgens aan de hand van dit uitgangspunt dat het ‘Enkele feit dat een tuchtprocedure is ingesteld omdat de uitkomst daarvan een rol kan spelen bij de vraag of de makelaar aansprakelijk is’ of om ‘betrokkenen van aansprakelijkheid te overtuigen’ niet maakt dat een tuchtprocedure noodzakelijk is en derhalve ook niet als een bijzondere omstandigheid kan worden gekwalificeerd. Ook volgt het hof de stelling, dat de tuchtprocedure noodzakelijk was om de makelaar zover te krijgen om de kwestie met de verkoper te regelen en de contractuele van boete van tafel te krijgen, niet. Een tuchtprocedure heeft immers niet tot doel de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen en in een tuchtprocedure gelden andere maatstaven en bewijsregels dan in een civielrechtelijke procedure. Van bijzondere omstandigheden is derhalve niet gebleken, waardoor de makelaar niet aansprakelijk is voor de kosten in verband met de tuchtprocedure.
Jurisprudentie
Deze uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is illustratief voor de heersende lijn in de jurisprudentie: van bijzondere omstandigheden is zelden sprake.
Zo oordeelde de rechtbank Rotterdam in 2006 met betrekking tot een beroepsfout van een gynaecoloog dat het feit dat de verzekeraar van gedaagden naar aanleiding van de uitslag van een tuchtprocedure aansprakelijkheid heeft erkend, terwijl één gedaagde steeds ontkend heeft dat hij fouten had gemaakt, niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. Ook de omstandigheden dat een tuchtrechtelijke beslissing nodig was om de ontvankelijkheid van eiser aan te tonen en dat deskundige hulp nodig was ter weerlegging van het verweer van gedaagde, kunnen volgens de rechtbank Rotterdam niet worden gekwalificeerd als bijzondere omstandigheden die noodzaken tot afwijking van de uitgangspunten van de Hoge Raad. Deze heersende lijn wordt ook bevestigd in een arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, waarin tevergeefs werd aangevoerd dat de volgende omstandigheden dienden te worden beschouwd als bijzondere omstandigheden: ernst van de normschending, het belang om uit oogpunt van volksgezondheid een tuchtklacht in te dienen en dat het in breder maatschappelijk belang noodzakelijk was om een tuchtklacht in te dienen.
Overigens volgt uit voornoemde uitspraken dat door de eisende partij in ieder geval is geprobeerd om te onderbouwen dat bepaalde omstandigheden dienden te worden gekwalificeerd als bijzondere omstandigheden. Veelal oordeelt de rechtbank of het hof kortweg dat bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of dat van bijzondere omstandigheden niet is gebleken (zie bijvoorbeeld rechtbank Rotterdam van 3 november 2021, rechtbank Noord-Holland van 24 juli 2019, gerechtshof Amsterdam van 19 december 2017 en gerechtshof Amsterdam van 12 mei 2015).
Uit de jurisprudentie volgt derhalve dat van bijzondere omstandigheden zelden sprake is, waardoor de kosten voor een tuchtprocedure voor rekening dienen te blijven van de eisende partij. Een lichtpunt is wellicht wel dat in de richtlijnen voor de diverse tuchtprocedures steeds meer wordt bepaald dat de kosten voor de tuchtprocedure, waaronder de kosten voor rechtsbijstand, worden vergoed indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en een maatregel wordt opgelegd (zie bijvoorbeeld Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021 (voor advocaten) en Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer gerechtshof Amsterdam 2021). Hieraan is dan wel een maximum verbonden.
Keywords
Auteur(s)
